Stel vraag

Zakelijk, Arbeid, Schade

Particulier


Goedenavond, ik heb een lening welke in mijn ogen is verjaard.
24 januari 2014 is de laatste brief gestuurd, wat wil zeggen dat deze per 24 januari 2019 is verjaard.
Ik heb eind december 2019 een verzoek gedaan tot finale kwijting van de lening/afkoopregeling. Hierop is niet gereageerd.
Nu ik mij beroep op verjaring wordt door de geldverstrekker vermeld dat door de brief van eind december 2019 de verjaring is gestuit en dat vanaf deze datum de verjaringstermijn opnieuw gaat lopen?

Ik ben van mening dat er nog steeds sprake is van verjaring op 24 januari 2014.
De brief die ik heb gestuurd is 11 maanden NA verjaringsdatum. Ook is er na mijn brief van december 2019 geen antwoord geweest van de geldverstrekker en dus ook geen afkoopregeling getroffen en dus ook geen betaling gedaan.

Kan ik mij nog steeds beroepen op verjaring?

Nee niet als in de een na laatste brief van 2014 alweer de verjaring is gestuit, overigens stuiten termijnen elk , dus niet de gehele geleende som. En ik ben bang dat uw eigen handelen na 2019 waarin u voorstelt een afkoopsom kan worden gezien als erkenning van het feit dat er nog een opeisbare schuld uit staat waarvan termijnen kunnen zijn verjaard maar u zich er toen niet op heeft beroepen,

Van belang is nog het meeste dat de bank u ook een brief heeft gestuurd in 2014 om de verjaring van 2019 te stuiten. en opnieuw in 2019 . U moet zich wel op het standpunt blijven stellen dat de verjaring in beginsel van opkomende termijnen na 2014 zijn gestuit, u heeft dus gelijk voor wat betreft de termijnen die zijn verstreken van de maanden na 2019 5 jaren. Termijn van 2015 mei is bijvoorbeeld nog opeisbaar en verder. Herinneringen of aanmaningen kunnen ook worden gezien als stuiting van verjaringstermijnen. Ik weet niet of u die wel heeft ontvangen?

Beoordeel dit antwoord:

Reactie van de vraagsteller

Dank voor uw antwoord.

Na 24 januari 2014 geen brief of aanmaning van geldverstrekker ontvangen.
Eind december 2019 heb ik zelf een voorstel gedaan voor finale kwijting.
Hierop wederom geen antwoord van geldverstrekker ontvangen.
Begin januari 2020 heb ik beroep gedaan op verjaring bij de geldverstrekker
De geldverstrekker kan namelijk alleen brieven tm 24 januari 2014 overleggen/aanleveren.
De brief en verzoek tot afkoop die wij zelf hebben gestuurd konden hun niet aanleveren en was blijkbaar niet in hun bezit. Conclusie: verjaring

Wij hebben ondanks de verjaring op 7 april wederom contact opgenomen met geldverstrekker
om er samen ondanks deze verjaring op een minnelijke wijze uit te komen door middel van een afkoopsom. Indien wij niet tot een regeling komen zijn wij genoodzaakt de verjaring door te zetten.
Daarbij heeben wij aangegeven in december 2019 ook al contact te hebben opgenomen met hun voor een finale kwijting maar niks van hun hebben vernomen.

Deze brief van 2019 levert de geldverstrekker (welke de geldverstrekker in april 2020 van ons heeft ontvangen) dus nu aan in de zaak van verjaring. Terwijl wij dus al vanaf januari bezig zijn met beroep doen op verjaring. Toen wij in april belde voor een afkoop (terwijl zaak beroep op verjaring al liep en de geldverstrekker alleen de brief van 24 januari 2014 kon aanleveren) en wij telefonisch vertelde van de verzoek afkoop van december 2019 werd gezegd, u kunt altijd een afkoop voorstellen, kunt u de brief van december 2019 opsturen met daarbij samenvatting van ons gesprek zojuist dan komen we snel op uw voorstel voor afkoop terug.

Vervolgens gebruiken ze onze gestuurde brief van december 2019 als stuiting in de lopende zaak van verjaring.


Ja het probleem is echt dat u zelf bent afgestapt van een beroep op verjaring door een minnelijke schikking voor te stellen. Want waarom zou u minnelijk willen schikken als bepaalde vorderingen niet eens meer opeisbaar zijn door verjaring? Hiermee heeft u zelf het licht weer op groen gezet, althans zo kan de bank het begrijpen wettelijk en dat leidt dus wederom tot stuiting door erkenning van de vorderingen door de schuldenaar zelf.

Beoordeel dit antwoord:

Ik ben er niet van overtuigd dat uw brief van december 2019 als stuitingshandeling gezien kan worden. Wanneer een schuld is verjaard dan is deze verjaard, punt. Het enige wat dan nog overblijft is een natuurlijke verplichting (ook wel een morele verplichting genoemd). Dat betekent dat wanneer u alsnog iets betaalt, die betaling niet onverschuldigd is. De betaling kan echter niet meer worden afgedwongen. Om een definitief standpunt in te kunnen nemen zou ik de onderliggende stukken eerst willen beoordelen.

Wat mevrouw Ferwerda noemt over nog niet vervallen termijnen is overigens zeker terecht, een termijn van bijvoorbeeld mei 2015 is nog niet verjaard. Of daar eventueel sprake van is kan ik uit de berichten nog niet opmaken.

Beoordeel dit antwoord:


Gratis antwoord op juridische vraag

Stel vraag